Na drie jaar topadvocatuur weer duimendraaiend thuis, bij pa en moe
Categorieën:
Artikelen
Na drie jaar topadvocatuur weer duimendraaiend thuis, bij pa en moe
Vier jaar geleden portretteerde Trouw Stephan de Wit, net aangenomen als advocaat- stagiaire bij een groot advocatenkantoor. Stephan is blind en had een lange studieweg afgelegd, maar was vastbesloten de top te bereiken. Nu zit hij weer thuis. Weliswaar met een advocatentitel, maar in de Wajong.
Door: LAURA VAN BAARS - artikel overgenomen uit het dagblad Trouw
Het ís hem al eens gelukt, zegt Stephan de Wit, om als blinde jurist een baan te vinden. Dus waarom niet nog eens? Na zijn afstuderen in 2006 solliciteerde De Wit, die aan een oog volledig blind is en aan het andere 2 procent zicht heeft, twee jaar lang. Hij was 28 jaar oud, en opgeklommen van een blindenschool via mavo tot heao en universiteit.
Van een blinde werd qua opleiding niet veel verwacht, maar De Wit legde zich daar niet bij neer. Studeren ging hem goed af. Een baan vinden bleek daarna veel moeilijker, zelfs in de economische hoogtijdagen. Het was dankzij een zeer betrokken personeelsadviseur en een advocaat die het met hem aandurfde, dat De Wit in 2008 aangenomen werd bij het internationale kantoor Allen & Overy. Hij kreeg daar een opleiding tot arbeidsrechtadvocaat, maar toen hij die voltooid had, stelden het kantoor en Stephan vast dat zijn toekomst buiten de commerciële advocatuur lag.
Vervolgens viel het bar tegen om iets anders te vinden. Na drie jaar kwam hij weer thuis te zitten, bij zijn ouders. Noodgedwongen, want als Wajonger was zijn inkomen nog maar een kwart van wat hij bij Allen & Overy verdiende.
Wat leert het verhaal van Stephan de Wit, slechts 34 jaar en met advocatentitel op zak, over het lot van arbeidsgehandicapten in Nederland? Van alle Wajongers in Nederland werkt een kwart. De helft heeft een baan bij een 'gewone' baas, de rest op een sociale werkplaats. De Wit kijkt daar niet van op. Van zijn blinde vrienden en kennissen heeft bijna niemand een gewone baan. "Dat dit kabinet een quotum voor bedrijven gaat invoeren om 5 procent arbeidsgehandicapten in dienst te nemen, vind ik daarom heel goed. Het zou eigenlijk een afspiegeling moeten zijn van het aantal gehandicapten in de samenleving."
Werkgeversorganisaties zijn tegen het quotum en proberen aan te tonen dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid uit eigen beweging wel kunnen nemen. Maar De Wit weet beter. Hij heeft minutieus bijgehouden welke bedrijven en overheden hem sinds 2006 hebben afgewezen en waarom. Wie erop staan? Je kunt beter vragen: wie niet? "Uiteindelijk zijn er maar vier die me echt serieus genomen hebben als kandidaat: Allen & Overy, de Haselhoff Groep, IBM en Capgemini. Verder kreeg ik vrijwel altijd vrijblijvende afwijzingen waar ik niets mee kon. Overheden zijn geen haar beter dan bedrijven. Zelfs welzijnsorganisaties als de CG-Raad, Mee of Visio, die werken met gehandicapten, doen niets extra's. Het is niet dat ik speciaal behandeld hoef te worden, maar het valt me toch steeds weer tegen dat ik heel ver kom - soms wel tot de laatste twee - en dat er na de afwijzing niets voor je gedaan wordt. Kunnen ze dan niet ergens anders in de organisatie een plek voor me vinden?"
Bij overheid is nog niet 1 procent van de werknemers arbeidsgehandicapt. Vanaf 2015 moeten overheid en bedrijfsleven dat aantal in zes jaar laten groeien tot 5 procent. Dat betekent dat er 170.000 nieuwe banen gecreëerd worden, waarvan 40.000 als ambtenaar. De Wit is hier enerzijds blij mee, maar voorziet ook problemen. "Hoe kom je daar straks als gehandicapte binnen? Er vallen nu zoveel ontslagen. In alle sectoren neemt de werkdruk toe. En dan komen er straks gehandicapten voor het ontslagen personeel in de plaats. Dat is niet ideaal, zeker niet als je toch al tegen vooroordelen moet vechten. Bovendien, waar gaan die banen ontstaan? Ze kunnen je als blinde misschien een baan geven aan de lopende band, tussen de geestelijk beperkten, maar daar hoor je niet thuis."
Of zijn opleiding in zijn voordeel werkt, weet hij niet. "Zouden hoogopgeleiden het moeilijker vinden om met een gehandicapte samen te werken? Wat grappig is, is dat de collega's bij Allen & Overy bij de facilitaire dienst vaak veel praktischer met mijn handicap omgingen dan de advocaten. De staf dacht er meteen aan om in de lift braillestickertjes op te plakken bijvoorbeeld, terwijl een naaste collega vergat een uitgeprinte agenda digitaal te sturen zodat ik hem kon lezen. Maar ik denk dat bij vacatures voor alle opleidingsniveaus geldt dat je bij twee kandidaten van gelijke geschiktheid toch altijd die neemt, die geen beperking heeft. Dat is menselijk."
De Wit weet nu dat hij beter op juridische projecten voor langere termijn kan zitten dan in de jachtige praktijken van de advocatuur. "Of dat een karaktereigenschap is, of een gevolg van mijn blindheid? Dat weet ik niet. Processtukken snel digitaliseren zodat ik ze via braille kon lezen, was bij kort gedingen soms wel een probleem. Het eerste half jaar heb ik moeten wennen aan het werkproces bij zo'n groot kantoor. Ik heb vertrouwen van collega's moeten winnen, dat maakte me soms onzeker. Ik wist niet zo goed hoeveel extra hulp ik kon vragen. Daar zou ik nu duidelijker in zijn."
Juridisch inhoudelijk kent De Wit echter geen onzekerheid; hij is goed. "Ik zou het liefst op een beleidsfunctie zitten bij de overheid of in een bedrijf. En als dat binnen een jaar niet gelukt is, dan zet ik zelf wel een bedrijf op. Eventueel als advocaat, als het moet. Of anders als labelmanager in de technomuziek, want dat blijft mijn andere passie. Hoe dan ook, ik kom er wel."
'Na twee maanden zie je de handicap niet meer'
"Stephan kan geweldig pleiten", zegt advocaat Ferdinand Grapperhaus, die De Wit in 2008 in dienst nam bij Allen & Overy. "Hij is heel dwingend." Het juridische ondernemerschap dat een advocaat in zich moet hebben, is helemaal iets voor Stephan, zag hij. "Maar dat heeft niets met zijn handicap te maken."
Toen De Wits advocatenstage na drie jaar afliep, werd vanuit Allen & Overy naar een nieuwe baan gezocht. Hij was bijna aangenomen bij de Orde van Advocaten, maar dat liep op het laatst stuk. En zo waren er sindsdien meer werkgevers die het uiteindelijk toch niet aandurfden een gehandicapte aan te nemen, denken De Wit en Grapperhaus. "Zonde van zo'n goede werknemer, en slap van die werkgevers", vindt Grapperhaus, die eveneens hoogleraar arbeidsrecht is en kroonlid van de Ser. "Het vergt een paar aanpassingen, maar na twee maanden is iemand zo ingeburgerd dat je de handicap niet meer ziet."
Grapperhaus vindt het jammer dat het in Nederland tot een quotum moet komen om arbeidsgehandicapten aan het werk te helpen, maar het is tenminste iets. "Beter zou zijn als er fiscale stimulansen en begeleiding komt voor Wajongers. Gehandicapten passen per definitie niet in een profiel. Je zou dus aanpassingen op ondergeschikte punten in dat profiel kunnen doen om een gehandicapte er toch in te laten vallen."
Bij de Ser waren er tweemaal bijeenkomsten over werkbegeleiding voor arbeidsgehandicapten. Hier waren werkgevers die er, mede uit een gevoel van maatschappelijke verantwoordelijkheid, tientallen in dienst hadden, vertelt Grapperhaus. "Die hadden vaak een sterke geloofsovertuiging."
Vier jaar geleden portretteerde Trouw Stephan de Wit, net aangenomen als advocaat- stagiaire bij een groot advocatenkantoor. Stephan is blind en had een lange studieweg afgelegd, maar was vastbesloten de top te bereiken. Nu zit hij weer thuis. Weliswaar met een advocatentitel, maar in de Wajong.
Door: LAURA VAN BAARS - artikel overgenomen uit het dagblad Trouw
Het ís hem al eens gelukt, zegt Stephan de Wit, om als blinde jurist een baan te vinden. Dus waarom niet nog eens? Na zijn afstuderen in 2006 solliciteerde De Wit, die aan een oog volledig blind is en aan het andere 2 procent zicht heeft, twee jaar lang. Hij was 28 jaar oud, en opgeklommen van een blindenschool via mavo tot heao en universiteit.
Van een blinde werd qua opleiding niet veel verwacht, maar De Wit legde zich daar niet bij neer. Studeren ging hem goed af. Een baan vinden bleek daarna veel moeilijker, zelfs in de economische hoogtijdagen. Het was dankzij een zeer betrokken personeelsadviseur en een advocaat die het met hem aandurfde, dat De Wit in 2008 aangenomen werd bij het internationale kantoor Allen & Overy. Hij kreeg daar een opleiding tot arbeidsrechtadvocaat, maar toen hij die voltooid had, stelden het kantoor en Stephan vast dat zijn toekomst buiten de commerciële advocatuur lag.
Vervolgens viel het bar tegen om iets anders te vinden. Na drie jaar kwam hij weer thuis te zitten, bij zijn ouders. Noodgedwongen, want als Wajonger was zijn inkomen nog maar een kwart van wat hij bij Allen & Overy verdiende.
Wat leert het verhaal van Stephan de Wit, slechts 34 jaar en met advocatentitel op zak, over het lot van arbeidsgehandicapten in Nederland? Van alle Wajongers in Nederland werkt een kwart. De helft heeft een baan bij een 'gewone' baas, de rest op een sociale werkplaats. De Wit kijkt daar niet van op. Van zijn blinde vrienden en kennissen heeft bijna niemand een gewone baan. "Dat dit kabinet een quotum voor bedrijven gaat invoeren om 5 procent arbeidsgehandicapten in dienst te nemen, vind ik daarom heel goed. Het zou eigenlijk een afspiegeling moeten zijn van het aantal gehandicapten in de samenleving."
Werkgeversorganisaties zijn tegen het quotum en proberen aan te tonen dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid uit eigen beweging wel kunnen nemen. Maar De Wit weet beter. Hij heeft minutieus bijgehouden welke bedrijven en overheden hem sinds 2006 hebben afgewezen en waarom. Wie erop staan? Je kunt beter vragen: wie niet? "Uiteindelijk zijn er maar vier die me echt serieus genomen hebben als kandidaat: Allen & Overy, de Haselhoff Groep, IBM en Capgemini. Verder kreeg ik vrijwel altijd vrijblijvende afwijzingen waar ik niets mee kon. Overheden zijn geen haar beter dan bedrijven. Zelfs welzijnsorganisaties als de CG-Raad, Mee of Visio, die werken met gehandicapten, doen niets extra's. Het is niet dat ik speciaal behandeld hoef te worden, maar het valt me toch steeds weer tegen dat ik heel ver kom - soms wel tot de laatste twee - en dat er na de afwijzing niets voor je gedaan wordt. Kunnen ze dan niet ergens anders in de organisatie een plek voor me vinden?"
Bij overheid is nog niet 1 procent van de werknemers arbeidsgehandicapt. Vanaf 2015 moeten overheid en bedrijfsleven dat aantal in zes jaar laten groeien tot 5 procent. Dat betekent dat er 170.000 nieuwe banen gecreëerd worden, waarvan 40.000 als ambtenaar. De Wit is hier enerzijds blij mee, maar voorziet ook problemen. "Hoe kom je daar straks als gehandicapte binnen? Er vallen nu zoveel ontslagen. In alle sectoren neemt de werkdruk toe. En dan komen er straks gehandicapten voor het ontslagen personeel in de plaats. Dat is niet ideaal, zeker niet als je toch al tegen vooroordelen moet vechten. Bovendien, waar gaan die banen ontstaan? Ze kunnen je als blinde misschien een baan geven aan de lopende band, tussen de geestelijk beperkten, maar daar hoor je niet thuis."
Of zijn opleiding in zijn voordeel werkt, weet hij niet. "Zouden hoogopgeleiden het moeilijker vinden om met een gehandicapte samen te werken? Wat grappig is, is dat de collega's bij Allen & Overy bij de facilitaire dienst vaak veel praktischer met mijn handicap omgingen dan de advocaten. De staf dacht er meteen aan om in de lift braillestickertjes op te plakken bijvoorbeeld, terwijl een naaste collega vergat een uitgeprinte agenda digitaal te sturen zodat ik hem kon lezen. Maar ik denk dat bij vacatures voor alle opleidingsniveaus geldt dat je bij twee kandidaten van gelijke geschiktheid toch altijd die neemt, die geen beperking heeft. Dat is menselijk."
De Wit weet nu dat hij beter op juridische projecten voor langere termijn kan zitten dan in de jachtige praktijken van de advocatuur. "Of dat een karaktereigenschap is, of een gevolg van mijn blindheid? Dat weet ik niet. Processtukken snel digitaliseren zodat ik ze via braille kon lezen, was bij kort gedingen soms wel een probleem. Het eerste half jaar heb ik moeten wennen aan het werkproces bij zo'n groot kantoor. Ik heb vertrouwen van collega's moeten winnen, dat maakte me soms onzeker. Ik wist niet zo goed hoeveel extra hulp ik kon vragen. Daar zou ik nu duidelijker in zijn."
Juridisch inhoudelijk kent De Wit echter geen onzekerheid; hij is goed. "Ik zou het liefst op een beleidsfunctie zitten bij de overheid of in een bedrijf. En als dat binnen een jaar niet gelukt is, dan zet ik zelf wel een bedrijf op. Eventueel als advocaat, als het moet. Of anders als labelmanager in de technomuziek, want dat blijft mijn andere passie. Hoe dan ook, ik kom er wel."
'Na twee maanden zie je de handicap niet meer'
"Stephan kan geweldig pleiten", zegt advocaat Ferdinand Grapperhaus, die De Wit in 2008 in dienst nam bij Allen & Overy. "Hij is heel dwingend." Het juridische ondernemerschap dat een advocaat in zich moet hebben, is helemaal iets voor Stephan, zag hij. "Maar dat heeft niets met zijn handicap te maken."
Toen De Wits advocatenstage na drie jaar afliep, werd vanuit Allen & Overy naar een nieuwe baan gezocht. Hij was bijna aangenomen bij de Orde van Advocaten, maar dat liep op het laatst stuk. En zo waren er sindsdien meer werkgevers die het uiteindelijk toch niet aandurfden een gehandicapte aan te nemen, denken De Wit en Grapperhaus. "Zonde van zo'n goede werknemer, en slap van die werkgevers", vindt Grapperhaus, die eveneens hoogleraar arbeidsrecht is en kroonlid van de Ser. "Het vergt een paar aanpassingen, maar na twee maanden is iemand zo ingeburgerd dat je de handicap niet meer ziet."
Grapperhaus vindt het jammer dat het in Nederland tot een quotum moet komen om arbeidsgehandicapten aan het werk te helpen, maar het is tenminste iets. "Beter zou zijn als er fiscale stimulansen en begeleiding komt voor Wajongers. Gehandicapten passen per definitie niet in een profiel. Je zou dus aanpassingen op ondergeschikte punten in dat profiel kunnen doen om een gehandicapte er toch in te laten vallen."
Bij de Ser waren er tweemaal bijeenkomsten over werkbegeleiding voor arbeidsgehandicapten. Hier waren werkgevers die er, mede uit een gevoel van maatschappelijke verantwoordelijkheid, tientallen in dienst hadden, vertelt Grapperhaus. "Die hadden vaak een sterke geloofsovertuiging."